Zij kunnen het. Ik kan het ook.

Sjoerd en Monique van Schooneveld

Monique is een ondeugende Française. Veertig jaar geleden ging een vriendin van haar een weekend naar Nederland. Ze vroeg of Monique zin had om mee te gaan. Ze konden bij Sjoerd blijven slapen. Hij had alleen niet gezegd dat hij nog thuis woonde. Daar stonden ze dan, in de huiskamer. Zijn ouders keken er niet van op. Hun zoon sleepte geregeld mensen mee naar huis.

Sjoerd is mijn lievelingsbuurman. Ik weet niet of ik zijn lievelingsbuurvrouw ben. Ik drijf hem soms tot wanhoop. Als ik hem een keer vraag waarom mijn plant het niet goed doet, zegt hij doodleuk ‘Water’. Planten, daar moet je naar omkijken. Volgens Sjoerd is dat leven. Alles wat leeft, daar moet je voorzichtig mee omgaan. Als we net buren worden, geeft hij mij tuinadvies en snoei ik zelf de heg, daarna biedt hij het aan om samen te doen. Maar als snel stapt hij over naar guerrilla-gardening. Hij krijgt maling aan me. Hij verstopt zonnebloempitten in mijn tuin en kijkt gniffelend toe als ze 3 meter hoog worden. Uiteindelijk maken we een deal. Hij plant een hortensia en verzorgt hem. Ik mag er naar kijken.

Als ik Monique soms vroeg naar haar werk, betrapte ik mezelf op onbeschaafd gedrag. Fluisteren in bijzijn van anderen en haar claimen. Ze was sociaal verpleegkundige bij de GGD. Haar verhalen waren moedig en voor mij verrassend. En ik was schaamteloos nieuwsgierig. Ze gaf seksuele voorlichting aan jongens die nog niet uit de kast waren, klopte aan bij prostituees op de Geleenstraat om te vragen hoe het met ze ging en besprak SOA- en Aids-testen met mensen die liever anoniem wilden blijven. Ze viel soms van haar stoel om de onverantwoorde keuzes van sommige cliënten. Ze probeerde hen zo mondig mogelijk te maken en te overladen met informatie zodat anderen hen niet van alles wijs konden maken. Het werken met kwetsbare mensen maakt haar extra bewust van wat er speelt in de wereld. Maar ze kan het zich niet permitteren de emoties mee naar huis te nemen ‘als je dat niet kan, moet je dit werk niet doen’. Sjoerd valt haar bij ‘je wordt bewust, meer bescheiden’. Hij heeft net als Monique veel gezien. Hij werkte voor organisaties in de ontwikkelingshulp en bezocht fragiele gebieden in Azië, Afrika en het Midden-Oosten. Sjoerd relativeert door het los te koppelen ‘ik wil ook niet doorslaan naar de andere kant en gebukt gaan onder het leed van de wereld. Ik ben nou eenmaal in deze situatie, dat ik mazzel heb dat ik kan helpen’. Hij kan slecht tegen zeuren om futiliteiten “…dan denk ik, ach mens houd je bek. Je moest eens weten wat er in de wereld gebeurt’. Soms lukt het beter dan andere keren. Dan trapt hij in dezelfde valkuil van dagelijkse beslommeringen en geneuzel.

De vonk sloeg niet gelijk over in die huiskamer. Na een paar dagen vertrekt Monique weer, maar ze houden contact. Twee jaar later gaan ze daten. Ze herkennen zichzelf in de ander. Ze volgen allebei een sociale studie. Monique is Française met Italiaanse roots en Sjoerd heeft twee ooms die van armoede emigreren naar Frankrijk en daar een nieuw leven opbouwen. Hun ouders komen allebei uit een arbeidersfamilie. De moeder van Sjoerd vertelt haar kinderen over de armoede. Hoe zij broers en zussen verliest aan simpele ziekten en honger. Ze was een diener. Ze diende voor rijke families in de huishouding. Zij hield haar hele leven contact met iemand van een van die families. Dat waren aardige mensen. Maar Sjoerd krijgt een neus voor sociale verhoudingen in de samenleving ‘ik ruik het als mensen uit een hoog milieu komen’. Het is voor hem een motivatie om te gaan studeren ‘zij kunnen het, ik kan het ook’. Als hij dit zegt, steekt hij z’n middelvinger in de lucht. In hun ogen is ieder leven gelijkwaardig. Vooral Monique laat van zich horen als zij ongelijkheid bespeurt. Laatst moesten ze naar de gemeente en pasfoto’s mochten niet ouder zijn dan zes weken. Die van Sjoerd waren acht weken oud. Sjoerd wilde nog met een grapje in gesprek blijven, maar hij was te laat. De ambtenaar kreeg al een wijsvinger en ‘dat izze mâhktsmizbruik wat u doét èh’ van Monique om z’n oren. Tja, daar gingen ze weer, op de fiets, naar de fotowinkel, Sjoerd op de kruk, nieuwe pasfoto’s, terug op de fiets en achteraan in de rij.

Uiteindelijk merken ze dat ze zelf ook vrienden hebben uit het hogere milieu. Sjoerd reist veel en verzamelt mensen van over de hele wereld. Hij blijft maar slepen met alles wat leeft. Tot katten aan toe. In boekhandel Van Gennep op de Oude Binnenweg ontdekt hij op de verwarming een hele kleine kat in een doos, meer dood dan levend. De eigenaresse heeft hem gevonden, maar ze heeft al twee katten. Hij neemt hem mee naar huis en doopt hem ‘Schlemiel’. Z’n bekkie ging niet meer dicht na een auto-ongeluk. Ze worden beste vrienden en hij gaat overal mee naar toe. Op weg naar hun vakantiebestemming zit Schlemiel op de achterbank, deze keer naast een Vietnamese bootvluchteling. Hij komt uit het asielzoekerscentrum waar Sjoerd werkt. Hij heeft hem een rit beloofd naar familie in Zwitserland. In een parkeergarage in Bern breekt paniek uit. Schlemiel ontsnapt als de Vietnamees afscheid neemt. Na een half uur ‘poesie, poesie, poesie’ komt die stumpert eindelijk van achter een bumper aanlopen en kunnen ze verder met de vakantie.

Ze hebben in Soedan gewoond. Schlemiel ook. Sjoerd werkt daar voor de Verenigde Naties. En Monique werkt mee aan een onderzoek over ondervoeding bij baby’s. Als in het dorp een moeder overlijdt in het kraambed, nemen ze drie maanden lang een te vroeg geboren tweeling in huis. Zodra de meisjes zijn aangesterkt, neemt de eigen familie het weer over. Ze geven daar zelf ook nieuw leven. Eerst krijgen ze Florianne en later Matti. Als Monique over tijd is, gaan ze in een jeep rijden over hobbelige wegen ‘misschien braken de vliezen dan wat eerder’. Ik kan alleen maar met m’n hoofd schudden als ze dit vertellen. De tweeling en Florianne worden samen in de tuin gedoopt. Hoe voeden ze hun eigen kinderen op? Sjoerd was vooral niet van het bewust meegeven. Hij was bang dat dit averechts ging werken. Florianne en Matti, hun zoon, hebben inmiddels zelf kinderen. Allemaal jongens, vier stuks. Tijdens een oppasdag hoor ik Monique roepen naar de oudste kleinzoon dat hij niet van de trap mag “waarom niet? Waar ben je bang voor?” Ik verslik me in zijn vrijpostigheid en loop naar de tuin “ja, oma, waar ben je bang voor?” Monique lacht ondeugend en is volgens mij stiekem een beetje trots op hem. Hij schijnt op z’n vader te lijken. En volgens mij ook op oma.

Ze zijn met pensioen. Ze hebben nu een hele lange sabbatical. Eigenlijk zitten we in hetzelfde schuitje. Wat doe je graag voor jezelf? Ze zijn het nog aan het onderzoeken. Mensen vragen Sjoerd of hij lekker aan het genieten is. Verschrikkelijk vindt hij dat, alsof je op de wereld bent om alleen maar te genieten. Monique heeft er wat minder moeite mee. Sjoerd heeft een goeie jeugd gehad. Hij is de laatste van drie kinderen en is samen met zijn zus en broer aan de armoede ontsnapt. Het heeft niet bijgedragen aan buitensporig consumeren. Ze beseffen hoe goed ze het hebben. Meestal gaan mensen na hun pensioen kijken of ze ergens vrijwilligerswerk kunnen doen. Zij hebben hun hele leven al gegeven aan de samenleving. “We hebben gedaan wat we konden en werden er ook door de samenleving in geholpen met betaald werk. Het waren geen heldendaden. We hebben gedaan wat ons hart ons ingaf. Lintjes, etc. zijn niet nodig geweest, er waren genoeg mensen die ons hun waardering voor ons werk lieten merken.”

Sjoerd heeft een paar jaar geleden als mede-eiser de Nederlandse overheid aangeklaagd over het huidige klimaatbeleid. Die zaak ligt nu zelfs voor bij de Hoge Raad. “Het gaat niet alleen om dit leven, maar ook dat je het netjes achterlaat voor levens na ons. Het gaat ook om de ellende die je voor mensen ver weg veroorzaakt”.


Dit interview heb ik gehouden voor de eenmalige editie van Welke kant op? Een krant die ik heb uitgegeven tijdens mijn sabbatical in 2019. Hierin ging het over passies, wat je wil doen met je leven, hard werken, compassie en kwetsbaarheid. UPDATE! Sjoerd en zijn mede-eisers hebben de zaak tegen de Nederlandse overheid gewonnen.