Albert en Marjolein Kokosky Deforchaux
“Kom, we gaan naar Ap”, zei mijn vriendin. Ik was als enige komen opdagen bij haar yogales. Tien minuten later zaten we te kluiven aan de ajam goreng. Ap bleek Albert en eigenaar van Ap Halen, een Indisch eetzaakje. Geen Indisch eten zoals de gemiddelde afhaal van om de hoek met broodjes warm vlees of rijsttafelschaaltjes met warmhoudplaten. Nee, Indisch eten zoals er bij mij thuis werd gegeten, met m’n bord op schoot op de bank.
Of thuis bij Indische tantes of bij opa en oma met familiefeestjes en bergen nichtjes, neefjes, ooms en tantes. Bloedverwant of niet, het was allemaal familie.
Bij Albert hoef je niet per 100 gram aan te wijzen wat je wilt eten. Albert heeft porties. Groot en klein. Jij zegt welke maat en hij schept op. Uit elk pannetje, gewoon van alles een beetje. Elke dag bedenkt hij opnieuw wat hij gaat maken. In Rotterdam-West kan hij alle ingrediënten vinden die hij nodig heeft. Alle culturen komen hier samen. Met de fiets bezoekt hij Aziatische toko’s, Turkse supermarkten en Marokkaanse slagers. Hij zit in een van de steriele units van een gerenoveerde textielfabriek aan de Schie in hartje Delfshaven. Echter als je de deur opent van die grote glazen voorgevel, blijft niets van die smetteloze zakelijkheid over. Bij hem kom je binnen in een huiskamer. Het is herkenbaar voor mensen die de jaren 70 hebben meegemaakt. De favoriete periode van Albert. Het heeft geen stoffige, nostalgische indruk. Het oogt fris en opgeruimd met een vleugje seventies. Links een bank met slanke houten salontel en rechts een ronde eettafel met vijf stoelen. Alleen de open keuken en de toonbank (géén koel/vriescombinatie) verraden dat er gekookt wordt voor de kost. Aan de muur hangen kleine glazen kijkdozen met spullen in bruikleen van het museum van Volkenkunde. Nee, dat is gelogen. Maar het zou zomaar kunnen. Het is een wisselcollectie van de familie Kokosky Deforchaux (zo heet Albert). De bril van oma, met dikke jampotglazen, heeft een vaste plek in de kleinste vitrine van het huisaltaar.
Sommige bezoekers blijven 15 minuten. En anderen blijven gerust drie uur. Er komt altijd wel een gesprek los, maar als je rustig wilt eten, is het ook goed. Wie zich helemaal thuis voelt, gaat op de bank zitten en leest tijdens het eten een Donald Duckje. Mensen kunnen ook bij hem afhalen, zoals de naam van de zaak doet vermoeden. Ap Halen is een onschuldig Indisch woordgrapje. En ik begrijp dit als Indo meteen. Als klein kind hoorde ik op feestjes weleens oudtantes of oudooms van boven de 80 praten met een dik Indisch accent. De F en V was nogal lastig voor hen. Hij werd uitgesproken als een P. Mijn broer kreeg weleens een ‘ach, pèrpélend jij!’ naar zijn hoofd geslingerd.
Albert heeft altijd bijbaantjes gehad in de horeca. Hij wilde naar de filmacademie gaan en scenarioschrijver worden. Hij is nog steeds bezeten van film. Maar als bijbaantjes steeds meer fulltime banen in de horeca worden en hierdoor zijn verlangen om iets te doen met film steeds meer naar de achtergrond wordt gedrukt, moet hij iets. En iets moeten willen van zichzelf maakt hem blind. Hij raakt aan de praat met mensen die hun toko willen verkopen. Albert schakelt de familie in om te komen kijken. Ze zijn erg benieuwd naar het nieuwe avontuur. Uit alle hoeken komen broers, zussen en z’n mama naar Rotterdam. Eenmaal hier aangekomen lopen ze als een stel verloren toeristen de zaak binnen. Er blijft niets over van dat enthousiaste schoolreisje-gevoel. De vloer plakt en ze voelen het gewoon niet. Zij zien gelukkig wel wat Albert niet ziet. Een uitgebluste afhaal-eetzaak. Gelaten verlaten ze de tent. Zijn broer adviseert hem om het niet te doen. Maar Albert wil zo graag. De eigenaar zet steeds meer druk op hem en vraagt alvast een deel vooruit te betalen. Als Albert laat weten dat hij het niet doet, valt alle contact weg. Het lukt de eigenaren, oud en gebrekkig, niet om de zaak te verkopen en hij verdwijnt uit het straatbeeld. Albert weet niet waar die mensen zijn gebleven.
Hij had nooit gedacht dat hij iets met zijn Indische roots zou doen, laat staan een Indische eetzaak. En toch staat hij vijf dagen in zijn zaak mensen te vermaken, op te scheppen en verhalen uit te wisselen. Met een omweg langs Toko Pliket (Toko plakkerig), door zijn familie vernoemd naar de aangekoekte vloer, zit hij nu in het staartje van de Mathenesserdijk. Via een advertentie in de Havenloods vindt hij deze plek. Hij neemt contact op met de verhuurder. Albert krijgt de financiering en vergunning rond en het lukt om Ap Halen te openen. Het gevoel van de juiste beslissing wordt een tijd later bevestigd. Als hij op een dag de straat in loopt, liggen er minstens twintig witte veren voor de voordeur. Het viel hem op. Het as van de moeder van één van zijn beste vrienden werd ook te water gelaten op een bootje met witte veren. Waarom dacht hij opeens aan deze gebeurtenis? Wat deden die witte veren hier? Ze lagen nergens anders in de straat. Hij zag dit als een spiritueel teken. Een week later vertelt hij zijn moeder over dit voorval. Ze vertelt hem dat die specifieke dag de sterfdag van zijn oma is.
Witte veren die achteloos ergens liggen of vlak voor zijn voeten neer dwarrelen zijn hem vaker opgevallen. Het is meestal gekoppeld aan een goed gevoel. Als hij lieveheersbeestjes ziet, is zijn vader bij hem. En als er een witte vlinder de zaak binnen vliegt, mag hij daar gerust blijven vliegen. Dan is er ‘iemand’ op bezoek. In toevallige ontmoetingen met mensen, dieren en dingen ziet hij tekenen van het leven en het hiernamaals dat hem iets wil laten zien. Wanneer hij zijn ogen opent hiervoor, komen mooie dingen vanzelf op zijn pad. Het mooiste wat hem is overkomen, is zijn vrouw Marjolein. Als hij naar haar kijkt, veranderen zijn ogen in halve maantjes en lacht hij nog breder. Ze raken op de Tong Tong Fair in Den Haag aan de praat. Marjolein is nieuwsgierig naar de verhalen en de smaak van de kleutertijd van haar moeder. Albert is daar om zijn kookboek Mixtie te promoten. Het praten wordt chatten en chatten wordt daten. Marjolein heeft geen vleugels van witte veren, maar het toeval en het gevoel speelt een grote rol in hun ontmoeting. Allebei zijn ze van mening dat haar opa en zijn zus hun ontmoeting vanuit het hiernamaals tot op de seconde hebben geklokt. Albert en Marjolein zijn inmiddels getrouwd: ze roeren tegenwoordig samen in de pannen.
Dit interview heb ik gehouden voor de eenmalige editie van Welke kant op? Een krant die ik heb uitgegeven tijdens mijn sabbatical in 2019. Hierin ging het over passies, wat je wil doen met je leven, hard werken, compassie en kwetsbaarheid. UPDATE! Albert en Marjolein roeren nog steeds samen in de pannen. De liefde die ze in hun eten stoppen, krijgen ze in 1000-voud terug van hun liefhebbers en lekkerbekken. https://www.aphalen.nl