Altijd terug naar Rotterdam

‘Zullen we er een boek van maken?’ Na drie zondagen had ik al door dat het mij niet zou lukken een klein portret te schrijven. Roos vertelde over een bende met kapmessen in Zuid-Afrika, hangen aan een touwladder in Hong Kong, bijna overboord slaan, over een prachtige akoestiek in een moskee in Iran, varen met de Nedlloyd en de s.s. Achilleus, slapen in het Kralingse bos, de bevrijding in Maastricht, het driekoppige orkest met haar moeder op drum, Roos op accordeon en zus op de banjo. Over een bekende Rotterdamse meubelgigant die op z’n paard de Witte de Withstraat in kwam galopperen om daarna bij Roos in nachtcafé Piccadilly binnen te stappen (dit staat niet in het boek, het is te smeuïg en bovendien is de familie bekend in Rotterdam). En die ene tandarts, de beruchte tandentrekker van de Claes de Vrieslaan.

Sommige levensverhalen hebben ruimte nodig. We hebben er inderdaad een boek van gemaakt. Na acht maanden bijna elke zondag afspreken, schrijven, vormgeven en illustreren is het boek af, ‘Altijd terug naar Rotterdam’. Want waar ze ook ter wereld een kijkje ging nemen, ze kwam altijd terug naar haar geliefde Rotterdam. Daar is ze geboren. Een van de eerste gemixte kindjes van een Nederlandse moeder en een Kaapverdische vader. En dat heeft ze geweten ook. Een karamelkleurige kleuter in de klas in de jaren 30 was anders. Maar haar moeder gaf haar Rotterdamse levenslessen ‘je pakt zo die vlecht en die doop je zo in die inktpot’. Dus Roos is niet op haar mondje gevallen. Laatst werd ze in de buurt door een net iets te hete aardappel kleinerend aangesproken. Ze mocht de eendjes niet voeren en ze werd gewezen op het verbodsbord een paar meter verderop. ‘Oh, ik kan niet lezen’.

Haar leven stond in het teken van de wereld ontdekken en ze richtte haar leven hier op in. Een baan in de reisbranche, bewust geen kinderen en sparen om te kunnen reizen. Ze heeft als toerist meer dan 138 reizen gemaakt. En 19 oceaanreizen met de containervaart. Het laatste hoofdstuk heet ‘Je denkt dat ik uit mijn nek lul hè?’ Dat zei ze een keer, bij wijze van groet, toen ik de zoveelste keer bij haar boven aan de trap het tochtgordijn opzij schoof. In dit hoofdstuk staan foto’s van haar Zwitserse paspoorten met exotische stempels, politierapporten van de FBI, oude salarisstrookjes, krantenberichten, vaarschema’s en ander bewijsmateriaal. Maar Roos heeft niks te bewijzen. ‘Iedereen moet weten hoe hij zijn eigen leven leeft. Ik doe het op mijn manier en ik zou het zo weer overdoen’.